Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet pleziervaartuigen

 

Artikel 2
1
Deze wet is niet van toepassing op:
a
kano?s, kajaks, gondels en waterfietsen;
b
boten voor roei-instructie en wedstrijdroeiboten die als zodanig door de fabrikant zijn aangemerkt;
c
zeilplanken;
d
al dan niet gemotoriseerde surfplanken;
e
met stoomkracht aangedreven vaartuigen met externe verbranding die als brandstof gebruik maken van kolen, cokes, hout, olie of gas;
f
voor persoonlijk gebruik gebouwde vaartuigen die gedurende vijf jaar na de bouw niet in de Europese Gemeenschap in de handel worden gebracht;
g
historische vaartuigen die voor 1950 zijn gebouwd, alsmede individuele replica?s van zulke vaartuigen, indien zij hoofdzakelijk met de oorspronkelijke materialen zijn gebouwd en als zodanig door de fabrikant zijn aangemerkt;
h
experimentele vaartuigen die niet in de Europese Gemeenschap in de handel worden gebracht;
i
wedstrijdvaartuigen die als zodanig door de fabrikant zijn aangemerkt;
j
voor het bedrijfsmatig vervoer van personen, buiten de bemanning, gebouwde of bestemde vaartuigen;
k
onderzeeboten;
l
luchtkussenvoertuigen;
m
draagvleugelboten.
2
Deze wet is eveneens niet van toepassing op de volgende voortstuwingsmotoren:
a
voor persoonlijk gebruik gebouwde voortstuwingsmotoren die gedurende vijf jaar na de bouw niet in de Gemeenschap in de handel worden gebracht;
b
voortstuwingsmotoren die op de in het eerste lid, onderdelen h tot en met m, bedoelde vaartuigen zijn gemonteerd of specifiek daarvoor zijn bestemd;
c
originelen en replica?s van historische voortstuwingsmotoren die op een ontwerp van voor 1950 zijn gebaseerd, niet in serie zijn geproduceerd en op de in het eerste lid, onderdelen f of g, bedoelde vaartuigen zijn gemonteerd.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •